Uit een inburgeringscursus

Onlangs kwam ik dit artikel tegen uit het boek H. Kaldenbach, doe maar gewoon, 99 tips voor het omgaan met Nederlanders.

De tien kenmerken van ‘de’ Nederlandse hand.

  1. U loopt met een bijna gestrekte arm op de ander af.
  2. Bij het dichterbij komen moet u uw elleboog buigen. Daarmee regelt u de ‘juiste’ afstand.
  3. U moet uw réchterhand geven. Als die bijv. in een mitella zit, dan moet u zich excuseren.
  4. U moet uw hand verticaal houden, anders denken ze dat u dominant bent of ondergeschikt.
  5. Daarna moet u met de ‘oksel’ van uw duim stevig tegen de oksel van de andere duim botsen.
  6. Nu moet u stevig knijpen. Dat vinden Nederlanders niet dominant, dwingend of agressief, ze vinden het prettig ‘ferm’. Ze vinden u slap als u dit niet doet.
  7. Hoe lang moet u schudden? U schudt éénmaal stevig verticaal, er komen dan vanzelf twee naschokjes bij. Langer vasthouden mag absoluut niet. Dat vinden ze klef.
  8. Tijdens het schudden is het erg belangrijk dat u de ander recht in de ogen kijkt.
  9. Bij het schudden moet u bovendien ontspannen glimlachen. Een kort hoofdknikje wordt ook op prijs gesteld.
  10. Het is belangrijk dat u uw duim stevig in het zachte vlees van de ander drukt. Dat is als het ware de punt achter de zin. Dan voelt de ander dat u het méént!

Nederlanders zijn zich er niet bewust van dat hun handschudden deze tien kenmerken heeft. Ze denken, net als alle mensen, dat ze ‘gewoon’ zijn.